Over

Stad Zonder Einde Het geheel is meer dan de som der delen. Dat gaat zeker op voor de “Stad Zonder Einde”. Deze stad van verbeelding is het product van een jarenlange samenwerking tussen de beeldend kunstenaars Joop Beljon en Ellen Vos. Voor zowel deze samenwerking op zich, als het eindresultaat geldt dat het geheel meer is dan de som der delen.  De Stad Zonder Einde laat zich het beste in beeldmateriaal beschrijven. Daarvoor vindt u op deze website een foto galerie en een diashow. De beste manier om de stad te beleven is deze in het echt te bewonderen. Dan zal de betekenis van het bovenstaande zich aan de kijker ontvouwen. Geschiedenis Joop Beljon was directeur van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Hij gaf echter zelf ook les aan zijn academie. Hij had één klas die wekelijks samenkwam in zijn kantoor. Niet in een leslokaal. Niet iedereen werd zomaar toegelaten tot deze klas, Beljon hield er een strenge ballotage op na. Met deze kleine groepen deed hij veel projecten. Bijvoorbeeld in baksteen, dan moesten alle studenten en ook de leermeester zelf eerst leren metselen. Vervolgens bouwden ze met de hele klas een groep beelden in baksteen. Zo leerde hij ook werken met textiel, riet en boetseerwas. Die was zou later heel belangrijk worden. Eind jaren 70 begon hij met het maken van sierraden in was. Hij had dat tien jaar eerder ook al eens gedaan, maar nu werden de vormen organischer. Hij gaf zijn studenten allemaal een hoeveelheid was met de opdracht daar iets mee te maken. Eén student zou eruit springen. Ellen Vos sloeg de spijker op zijn kop. Beljon vroeg haar om met hem samen te werken. Dat was het begin van iets heel groots. Hun  eerste werk samen bestond uit een serie zilveren sierraden. Samenwerking De samenwerking met Ellen Vos bleek zeer vruchtbaar. In korte tijd ontwikkelde zich een totaal gelijkwaardige samenwerking tussen de twee kunstenaars. De sierraden werden kleine beeldjes en de kleine beeldjes werden groter en talrijker. De samenwerking bestond uit wekelijkse jamsessies waarbij het boetseerwerk van hand tot hand ging, net zolang totdat beiden besloten dat dit het hoogst haalbare was, op dat moment. Soms werd een werk meedogenloos afgekeurd en belandde het in de pan waarin de boetseerwas weer tot basismateriaal werd omgesmolten. Soms belandde het werk in de grote slagerskoelkast om te worden bewaard totdat de bronsgieter er een bronzen beeld van zou maken. Ze begonnen de beelden te groeperen en vervolgens ontstond er, in eerste instantie onaangestuurd, een soort connotatie tussen de beelden. Een soort stad in wassen  bouwsels. Architectuur Bouwsels, ruimtes tussen de architectonische elementen, water, een boot en later kathedralen en een vliegveld waar de vliegtuigen bestonden uit vogels. De stad groeide en werd rijper en gelaagder. De vormen werden gecompliceerder, de schoonheid nam kwadratisch toe. Het geheel was duidelijk meer dan de som der delen. De jamsessies werden intensiever en liepen niet zelden door tot diep in de nacht. De samenwerking zou een periode van ruim 15 jaar bestrijken. Brons Hoewel deze verbeelde stad net zoals een echte stad geen bevroren, definitieve vorm heeft, maar een organisch principe, een entiteit is, kwam wel het moment dat het wassen model de laatste stap moest ondergaan. Hij moest in brons worden gegoten. Dat proces nam nog een flink aantal jaren in beslag, niet in de laatste plaats omdat het om veel beelden ging, brons een kostbaar materiaal is en het bronsgieten in dezen zeer intensief was. Geduld was ook nodig omdat sommige beelden opnieuw moesten worden gemaakt. Niet omdat ze niet goed zouden zijn, maar omdat ze niet bestand waren tegen het proces waarmee de bronsgieter ze zou bewerken. Het gebruikte procedé is de zogenaamde cire perdue of verloren was techniek. Daarbij wordt éénmalig een mal gemaakt van het wasmodel. De was wordt uit de mal gesmolten en gaat verloren. Na het gieten van het brons gaat ook de mal van gips verloren. Wat overblijft is een uniek beeld. Toch een einde De ontwikkeling van de stad zonder einde kwam onvermijdelijk tot stilstand met het overlijden van Joop Beljon op 12 december 2002. De laatste drie stukken van de stad die nog uit was bestonden werden kort na zijn dood nog naar de bronsgieter gebracht. Uniek Deze stad is om verschillende redenen uniek te noemen. Er is er nergens ter wereld iets soortgelijks te vinden. Omdat er door twee mensen ruim 15 jaar aan werd gewerkt is het zo doorwrocht en gedetailleerd, dat het een authentieke onnavolgbare schoonheid heeft gekregen. Als Beljon en Vos er mee hadden kunnen doorgaan, waren er veranderingen in aangebracht, “panta rei”, maar anderzijds is het werk wel voltooid, het behoeft geen aanpassingen meer. Het is een uitsnede in de tijd. Wonderbaarlijk is ook de toegankelijkheid van dit kunstwerk, dat zich op het snijvlak bevindt van het associatieve en surreële. Voor iedereen heeft het kunstwerk iets te bieden. Hoe lang men ook kijkt, altijd ziet men weer iets nieuws, het houdt de toeschouwer bezig.  Dat was ook wat Joop Beljon en Ellen Vos al die jaren niet aflatend bleef fascineren. Eerdere stappen gemaakt in tijd en context, werden veelal later weer variabel, de ene verbeelding leidde vervolgens weer tot de andere. En paradoxaal, zelfs in zijn definitieve vorm met recht een stad zonder einde.